Laten we dansen
Voor het nieuwe jaar
Laten we feesten
In het nieuwe jaar
Laten we spelen en zingen
In het nieuwe jaar
Kom, wees blij
Dank Hem dat je
Het jaar leven mag
Kom, speel mee
Op de viool en de harp
Wat een pracht
Laten we feesten
Laten we eten
Laten we klinken
Voor het nieuwe jaar
Laten we zingen
Laten we zeggen
Laten we wensen:
Gelukkig nieuwjaar
De geur van vers gebakken oliebollen
Dat geurt naar toen, naar vroeger
Naar het kleine kind van toen
Naar het huis van opa en oma
De geur van vers gebakken oliebollen
Dat brengt me terug naar het land
Van sneeuw en ijs, sneeuwballen en schaatsen
Met de zussen en ons ma en pa
Nog een dik paar uur wachten
Dan zeggen we het oude jaar vaarwel
Nog even en we zijn weer januari
Een nieuwe tijd breekt aan, zie je wel?
De geur van vers gebakken oliebollen
Dat geurt naar de oliebollenkraampjes
Vol oliebollen en appelflappen
En naar de winterse nachten
De geur van vers gebakken oliebollen
Dat brengt me terug naar vroeger
Naar de straten van sneeuw
En naar de ijzige nachten
Nog een dik paar uur wachten
Dan zeggen we het oude jaar vaarwel
Hou je ogen open want het is gauw twaalf uur
Dat gebeurt heel snel!
Spelen met de kinderen
Gezellig samenkomen
In het huis op de heuvel
Gezellig het feest bijwonen
Met zo’n vijftig man
Op het platteland
Gezellig met zijn allen
Vieren wij Gods feest
In een loofhut in de tuin
Vieren wij het Loofhuttenfeest
Lekker eten, lekker drinken
Van alle lekkernijen op de tafel
Samen lezen uit de Bijbel
Herdenken wij het volk Israël
Dat veertig jaar door de woestijn trok
Onder de bescherming van God
Gezellig met zijn allen
Vierden zij Gods feest
In een hut in de woestijn
Vierden zij het Loofhuttenfeest
Gezellig met zijn allen
Vieren wij Gods feest
In een loofhut in de tuin
Vieren wij het Loofhuttenfeest.
Mooi aan de buitenkant
Mooi voor de toerist
Mooi voor de zakenman
Die daar toevallig is
Je rijdt onder een poortje
Of je loopt van het station
Naar de Grote Markt
Onder de zomerzon
Een stad vol historie
Dat wekt interesse bij de toerist
Een stad zo mooi en vol glorie
Dat denkt de toerist…
Rot aan de binnenkant
Rot voor het volk
Rot voor de zakenman
Die er middenin woont
Je loopt door een straatje
Of je fietst er doorheen
Dan is altijd de vraag
Of je dat overleeft
Een stad met een lelijk kantje
Dat vindt de bewoner
Als dat komt in het landelijk krantje
Is dat geen goeie reclame want:
Hier een kapotte klinker
Daar ontbreken er een paar stenen
En daar steken er een paar stoeptegels uit
Zodat je er tegen aanloopt dat het zeer doet aan je tenen
Of als je op straat fietst en je rijdt over de scheuren
En je valt, moet je geluk hebben dat je niet wordt overreden
Door een auto die er langs rijdt
Wat een rommel, en dat voor een stad met een rijk verleden
Wordt er iets aan gedaan
Of laat het zo?
Of moeten we wachten
Tot er ongelukken gebeuren
En iemand de dood vindt?
Weggaan van de stad
We gaan naar een ander land
Naar het land van de zon
En het land van de akkers
We gaan naar een land
Van tarwe en granen
Onder de cirkel van de gouden zon
En er ‘s morgens wakker worden door het kraaien
Van de haan
Weg naar een ander land
Waar we zicht hebben op de velden
En het dorp in de verte
In het land van kabouters en de elfen
Daar gaan we, de auto’s vol ingeladen
Dan rijden we op de autostrade
naar het land waar de tijd bijna stil staat
We volgen de rode draad
Die ons wijst…
Dag in, dag uit
Elke dag geniet hij van het leven
Elke dag op restaurant
Dat is zijn lust en leven
Hij kan alles eten
Op de menukaart
Van een gebakken ei tot soep
En als dessert een appeltaart
Elke dag wat boterkoeken bij de bakker
En twintig kilo vlees bij de slager
Maar hoeveel hij ook eet
Hij blijft maar mager…
Op een woensdagmiddag
In de regen
Lopen wij op de wegen
En we genieten van elkaar
Met een praatje en een lach
Op een woensdagmiddag
In de stad
Gaan we op pad
Op de Markt, in winkeltjes
Op deze regenachtige dag
Ondanks de regen
Valt het niet tegen
Want we genieten van elkaar
We hebben elkaar
Op een woensdagmiddag
Gaan we op pad
Ondanks de regen
Lopen wij door de stad
Al worden wij er nat.
Het spijt me dat ik je stoor
Ik weet niet of je het hoort
Maar ik wil je iets vertellen
Iets wat in mij omgaat…
Maar krijg ik wel antwoord?
Het spijt me dat ik je lastig val
Sorry dat ik je minuut verknal
Maar ik wil je iets vertellen
Iets wat in mij leeft…
maar het interesseert je toch geen bal
Het spijt me dat ik je stoor
Maar het komt toch voor
Dat ik je iets wil vertellen:
Ik wil niet dat je mij verlaat
Maar daar heb je toch geen oren naar.
In de vroege morgen
Loop ik met mijn schapen te zwerven
Op m’n dooie gemak door ’t land
Ik maak me geen zorgen, doe ’t rustig aan
Er is geen haast
Ondanks het verkeer heb ik geen druk
Geen stress, want ik geniet van de schapen om me heen
Ik ben er tevreden mee en met wat ik draag en eet
De wol van de schapen en het graan van het land
Met de natuur heb ik een sterke band
Het staat in de Bijbel geschreven:
God zorgt voor mij, elke dag
Hij voorziet mij met wat ik nodig heb
In Hem ben ik vrij
Daarom zing ik: prijs Adonai
Gevangen zit ik hier
Tussen de vier grijze muren
Het zal niet lang duren
Of ze gaan me weer pijnigen
Waarom…
Met gesloten deuren en ramen
Lezen wij de Bijbel en samen
Vieren wij het Feest in de Bijbel
Ook al is dat verboden
Waarom…
Morgen word ik onthoofd
Omdat ik in Hem geloof
Dat mag niet volgens hen
Dat is een misdaad
Waarom…
Dit is heel gewoon:
In de grote stad rijden dagelijks
Mensen op een ezel voorbij
Een ezel drinkt geen benzine, dat is hun geluk
Zo gewoon
Dit is heel gewoon:
Bij het boodschappen doen
Na het winkelen zetten zij het karretje zomaar ergens neer
Dan rijden ze weg met de auto op de baan
Zo gewoon
Dit is heel gewoon:
Ondanks de haast die men heeft
Helpen de mensen elkaar
Daar kan het Westen nog wat van leren
Zo gewoon
Looft Hem, looft Hem
Voor alle dingen die Hij deed
Looft Hem, looft Hem
Voor alles wat Hij doet
Hij schiep de aarde en zijn dieren
De bomen en de mensen
De bergen en rivieren
Wat kan een mens zich nog wensen?
Looft Hem, looft Hem
Voor alle dingen die Hij deed
Looft Hem, looft Hem
Voor alles wat Hij doet
Hij is gestorven voor onze zonden
Hij nam Zijn kruis, Hij vergaf
En Hij vergeeft, Hij heelt onze wonden
Hij droeg voor ons de straf
Looft Hem, looft Hem
Al is de weg ook nog zo smal
Looft Hem, looft Hem
Die komen zal…
Ik loop door de straten van de stad
En ik ruik die heerlijke geuren van
Versgebakken, met slagroom bespoten wafels
Op het plein zie ik de overvolle terrassen
Met de menukaarten op de tafels;
Van een kleine tosti tot een Engels ontbijt
En van fristi of chocomelk tot een rode wijn
Heerlijk, al die verse geuren op mijn pad
Ik loop op woensdagochtend op de markt
En ik ruik de geuren van verschillende kazen
En van verse vis en heerlijke grote kippen
Wat een mooie eieren heeft die eierboer
Binnenkort maar eens wat inslaan voor Pasen
Ik loop nog even langs het bakkerskraampje
Wat koffiekoeken, rijsttaartjes en croissants halen
Lekker voor het middageten rond half een
Op een frisse zaterdagavond loop ik even door de stad
‘k Loop langs een restaurant en ik dacht: dat ziet er lekker uit
Dan loop ik maar naar binnen, zet me neer aan een tafel
De ober geeft mij een menukaart, al die dingen klinken erg smakelijk
Ik bestel dan maar wat lamshaasjes met een lekker portie friet
Met - uiteraard – veel mayonaise en als toetje een heerlijke chocoladesorbet…
Zo, dat was een smakelijk gedichtje, het water loopt me in de mond
Ik ga maar eens op pad, ben benieuwd wat voor lekkers ik tegenkom
Een heerlijk zomers toetje zou zijn:
Een kom met aardbeien uit Hoogstraten
Met een flinke scheut poedersuiker
En een flinke kwak slagroom, smakelijk